In deze bundel bieden de verschillende auteurs een keur van perspectieven over de positie van de wetenschap(per) en de academische gemeenschap in de zeer complexe en veelzijdige situatie waarin de wetenschap zich tegenwoordig bevindt. De redacteuren van de bundel analyseren in hun inleiding de figuur van ‘de goede wetenschapper’.

In deze bundel bieden de verschillende auteurs een keur van perspectieven over de positie van de wetenschap(per) en de academische gemeenschap in de zeer complexe en veelzijdige situatie waarin de wetenschap zich tegenwoordig bevindt. De redacteuren van de bundel analyseren in hun inleiding de figuur van ‘de goede wetenschapper’.

Klik op de afbeelding om het boek te bestellen. (Leden krijgen het al thuisgestuurd).Deze uitgave in de lange reeks Annalen van het Thijmgenootschap staat onder redactie van fysicus-filosoof Luca Consoli en sociaal en politiek filosoof Ron Welters.

Volgens Consoli en Welters is het in deze tijd onmogelijk om de rol van de wetenschapper als belangeloze en zuivere onderzoeker te isoleren van die van kennisontwikkelaar die publieke en politieke rekenschap moet afleggen. Zij pleiten voor deugdzaamheid als een noodzakelijke voorwaarde voor goede academische wetenschap.

‘De rol van de wetenschapper als expert of autoriteit op een bepaald gebied maakt van hem of haar een waakhond. Maar een dergelijke regulerende rol kan, andermaal, alleen goed worden uitgeoefend vanuit een deugdethische visie waarin interne goederen niet verloren mogen gaan of zonder omhaal ingeruild worden voor externe waarden.

Dit voorstel lijkt een onredelijk zware last op de schouders van de individuele wetenschapper te leggen als evenwichtskunstenaar die te allen tijde balanceert op een dun koord boven een gapend ravijn. Hoe gevaarlijk ook, ons inziens is dit echter de enige manier om de kloof tussen opgelegde prestatiedruk enerzijds en de toenemende maatschappelijke roep om rekenschap anderzijds te slechten.

Eenzelfde afgrondsgedachte dringt zich op als we de universiteit niet alleen bezien vanuit het onderzoeksperspectief maar ook in de etymologisch oorspronkelijkere betekenis van gemeenschap van leraren en aan hun dialectische zorg toevertrouwde leerlingen. Als leraren moeten we niet alleen onderzoeken en publiceren maar ook toekomstige wetenschappers deugdzaam leren worden.’

De bijdragen in dit boek

Luca Consoli is lid van de wetenschappelijke raad van het Thijmgenootschap en redacteur van de nieuwe Thijmbundel, samen met Ron Welters. Deze tekst is ontleend aan hun inleiding.Luca Consoli is lid van de wetenschappelijke raad van het Thijmgenootschap en redacteur van de nieuwe Thijmbundel, samen met Ron Welters. Deze tekst is ontleend aan hun inleiding.

Christoph Lüthy neemt ons mee in een fascinerende ontdekkingsreis: op welke verschillende manieren kun je de verhouding tussen wetenschap(per) en verantwoordelijkheid duiden? En hebben verschillende paradigma’s en de evenzeer verschillende mensbeelden waarop ze zich baseren consequenties voor het handelen? Lüthy laat op overtuigende wijze zien dat ons gebruik van het begrip ‘wetenschappelijke verantwoordelijkheid’ een inherente ‘meerduidigheid’ bevat die haar wortels vindt in de complexe geschiedenis van deze begrippen.

Jan Bransen gaat ook met de lezer op reis, maar hij laat ons wel hele andere paden bewandelen. Via een aantal verrassende verhalen komt het beeld van de wetenschapper als puzzelaar naar voren, die verschillende strategieën moet inzetten (met wijsheid en gezond verstand) om zich te ontplooien als ‘goede wetenschapper’.

Stan Gielen en Ron Fouchier laten ons met hun bijdragen in de dagelijkse praktijken van de praktiserende wetenschapper duiken. Gielen analyseert de huidige trend in wetenschap naar de drang om kwaliteit enkel als kwantitatief begrip op te vatten en pleit voor een heroriëntatie waarbij ‘excellentie’ (maar is excellente wetenschap per definitie goede wetenschap?) van wetenschap op meer criteria stoelt dan alleen aantallen publicaties en impactfactoren. Fouchier heeft als onderzoeker in het midden van een heftige controverse gestaan over toelaatbaarheid van bepaald soort onderzoek, en de daarbij behorende vraag over publiceerbaarheid. Hoe kun (moet) je handelen als ‘goede wetenschapper’ als je onder vuur staat? Is transparant handelen voldoende?

De in de middeleeuwen gespecialiseerde historicus Peter Raedts breekt een lans voor door de ‘harde vakken’ ondergesneeuwde humaniora. Via een scherpe analyse van het huidige tijdsgewricht, dat gebukt gaat onder breed gedragen ontevredenheid en wantrouwen, komt hij uit bij de opleving van het positivisme in de wetenschap, zo’n vijftien jaar geleden. De taak van de goede geesteswetenschapper is om in genuanceerde maar heldere bewoordingen te laten zien dat onze kennis – alle natuurwetenschappelijk succes ten spijt – altijd voorlopig en beperkt zal zijn.

De theoloog Erik Borgman neemt het estafettestokje der zachte wetenschappen over in zijn bijdrage, die een eloquente adstructie is van de stelling dat goede wetenschap altijd een religieuze dimensie heeft. Volgens hem manifesteert zich dit permanent oscilleren tussen de succesvolle, maar deels ook altijd onbevredigende mechanisering van ons wereldbeeld en “het ongekende geheel” in een “onvoorwaardelijke toewijding aan de onthulling van de waarheid”. Via onder meer het werk van Thomas van Aquino komt hij uiteindelijk uit bij The Idea of a University van John Henry Newman.

Kees Schuyt, socioloog en jurist, laat in zijn bijdrage zorgvuldig zien dat er meer nodig is voor goede wetenschap dan procedures, codes en richtlijnen. Uit het goede hout gesneden wetenschappers gedijen het best in een klimaat waarin een soort verplichtende vrijheid heerst. “De enthousiaste wil om dingen uit te zoeken, het achterhalen van het waarom van alle dingen, is onverenigbaar met het verdraaien van de werkelijkheid. Betrouwbaarheid, kwaliteit en integriteit komen samen in de meest simpele en uitdagende advertentietekst die ik ooit gelezen heb: Gevraagd: een enthousiaste wetenschapsbeoefenaar (m/v).”

Maroeska Rovers, tot slot, schetst in haar essay een realistisch vergezicht voor haar eigen spannende biotoop. Wat staat de medische wetenschapper die steeds mondialer moet gaan werken en denken te wachten in 2030? Beginnend bij Chriet Titulaer komt ze uit bij het belang van het je concentreren op dat wat je uniek maakt als academisch medisch centrum en onderwijs op maat via de digitale snelweg voor de student van overmorgen. Oftewel: de strategie van de ‘blauwe oceaan’.’