Voor een goede presentatie zijn taal, beeld en geluid nodig. Dat zien we in de Tweede Kamer, op het podium en in het theater. Volgens Aristoteles is de kern van retorica, het overtuigen van mensen, dat de ziel in beweging wordt gebracht. Op alle fronten zien we nu de beperkingen. We kunnen woorden overbrengen, maar te weinig beeld, vaak gemankeerd geluid en geen echt gevoel. Om te bewegen en bewogen te worden zijn alle drie nodig.
De meest recente bundel van het Thijmgenootschap heet ‘Bewegen en bewogen worden’ en gaat over het retorisch handelen in taal, beeld en muziek. En hoe fantastisch, en noodzakelijk, deze combinatie is maken we tegenwoordig iedere dag mee. We zien collega’s te weinig, we horen de docent niet meer echt en veel woorden zijn ontdaan van hun lading. Lading, die ze wel hebben wanneer mensen bij elkaar zijn. Het voor mij herkenbare en belangrijke carnavalsfeest van twee maanden geleden dat niet doorging heeft alle drie altijd. De woorden in liederen en conferences zijn nodig; evenals de verbeelding van optocht en verkleden. En dan natuurlijk de muziek in café en op straat. De combinatie is goud waard. Zoals kinderen en studenten echt leren als ze mensen voor de klas hebben; als ze aan het gezicht zien wat de meester bedoelt en zoals de juf staande bij de deur weet of een kind, boos, moe, opgetogen, verliefd of afwezig is. Iedere dominee en priester ervaart het gemis in een lege kerk. In de genoemde bundel met essays van filosofen en sociologen als Arthur Kok, Heidi de Mare en Gabriël van den Brink wordt beschreven hoe de retorica door de eeuwen heen zich ontwikkeld heeft, maar dat de basis nog hetzelfde is. Dat duidelijkheid en schoonheid van de taal van belang zijn; in woord en geluid.
Onze politici voelden het tijdens de verkiezingscampagne ook. De hitte van een overvolle zaal met partijgenoten, of tegenstanders, maakt een speech over de toekomst van ons land mooier, beter en gevoeliger. Dat kon nu niet. Ze debatteerden voor schermpjes en wij bekeken het online. Het kabinet is zo ongeveer de enige werkkring die nog fysiek bij elkaar komt, in de Trêveszaal en zelfs in het weekend in het Catshuis. De ministers zien dus, ondanks alle maatregelen en ‘ophokplicht’ voor ons allemaal, dat het elkaar zien en nabij zijn cruciaal is: face-to-face. En toch nemen ze maatregelen om juist dit belangrijke contact te minimaliseren of te verbieden.
Mensen willen elkaar zien, horen, voelen, begrijpen. Het is als de voetballers die echo’s van een leeg stadion horen en niet het publiek. Onlangs werd weer een wedstrijd met publiek gespeeld; als experiment. Heerlijk, zei een speler, ik werd weer uitgefloten door vijandige publiek. Heimwee naar emotie! Zoals in het theater de artiest goed- en afkeuring moet voelen; op rij 1 en achterin. Aristoteles, zo komt in de Thijm-bundel aan de orde, zei dat het bij goede retorica niet alleen om argumentatie (logos), maar ook om waarden (ethos) en gevoel (pathos) gaat. Alle drie zijn nodig om het publiek te pakken en te raken. Ook een professor in de collegezaal weet dat. Zoals we ontmoetingen met mensen nodig hebben. Juist om die inzichten te krijgen, die invalshoeken die we niet automatisch krijgen van onze kleine bubbel.
We vormen onze gedachten en visies door met veel mensen te spreken. Met, zoals deze dagen vaker gezegd wordt, door ‘vage vrienden’ te ontmoeten; ongepland. Door eindeloze gesprekken, ontmoetingen, soms zelfs slechts aanrakingen, vijlen we de scherpe kanten van ons standpunt af. We nuanceren dan onze meningen; en anderen doen dat ook. Op het werk, op school, op straat, in de kroeg. Daarom is er nu zoveel gepolariseerd. We zien elkaar niet meer, we kunnen woorden geen lading meegeven, geen warmte. Afstand creëert apathie, boosheid, polarisatie. We zien niet dat we mensen raken met harde woorden, want het echte beeld en geluid zijn weggevallen. Gelukkig komen er nu experimenten. Congressen met 500 mensen, voetbalwedstrijden met duizenden toeschouwers en optredens in Ziggodome. Alles was snel uitverkocht. Mensen willen elkaar zien. En als dadelijk alles weer normaal is, dan zullen we terugkijken op afgelopen jaar als één experiment. Een experiment waar we veel van geleerd hebben. We missen de arena’s die al duizenden jaren dezelfde vorm hebben zodat kemphanen, strijders, retoren, politici, artiesten, publiek elkaar kunnen zien, horen en voelen. Voor de helderheid en voor het begrip. Zoals we dit overal missen. Het gaat hier over de herwaardering van kerk, klassen en kroegen. En, inderdaad, van kappers en kleine winkeltjes.
Frank van den Heuvel is werkzaam op het gebied van Public Affairs & Toezicht en lid van de Wetenschappelijke Raad van het Thijmgenootschap