Aan het einde van een rumoerige week waarin de VS een nieuwe president koos was het weldadig om tijdens het jaarlijkse symposium een stap achteruit te zetten en met Eamon Duffy, Ernst Hirsch Ballin en Erik Borgman te kijken naar verleden, heden en toekomst van Utopia van Thomas More. Een verslag in tekst en beeld.

Het jaarlijkse symposium van Thijmgenootschap, Stichting Thomas More en Adelbertvereniging werd op 12 november gehouden in het Utrechtse Academiegebouw aan het Domplein. Een eeuwenoude omgeving die de waan van de dag relativeert.

Dat deed ook het onderwerp van het symposium: 500 jaar Utopia van de heilige Thomas More. De drie sprekers – historicus Eamon Duffy, jurist Ernst Hirsch Ballin en theoloog Erik Borgman – staken hun bewondering voor het boek niet onder stoelen of banken. Ze schenen er in hun verhalen elk met hun eigen licht op.

Thomas More: een man van zijn tijd

De Ierse historicus Eamon Duffy, hoogleraar in het Engelse Cambridge, plaatste Thomas More in diens tijd en benoemde vooral elementen die mensen niet zo bij de visionaire heilige vinden passen, zoals zijn haat tegen de ketterij van Luther en diens aanhangers.
‘We kunnen gerust stellen dat More ketterij haatte’, zei Duffy, ‘en dat zijn gedrag op grond van die haat een probleem vormt voor moderne beschouwingen over hem. Zijn opstelling was vanaf het begin een probleem voor biografen, die het dan ook vaak gewoon uit de weg gingen.’

Sint Thomas More was een van de leiders van de campagne van koning Hendrik VIII tegen de protestanten. Hij schreef er veel over – werk dat nauwelijks gelezen is – maar handelde ook: hij gaf opdracht tot nachtelijke invallen, arresteerde en ondervroeg mensen, van wie sommigen uiteindelijk op de brandstapel eindigden.

More eindigde zelf in 1535 ook als martelaar, omdat hij inging tegen Hendrik VIII die de Engelse kerk wilde losmaken van de katholieke. Het beeld van de fijnzinnige schrijver die bevriend was van Erasmus, die slimme en geestige teksten schreef en vanwege zijn geloof eindigde met zijn hoofd op een hakblok moet echter danig worden genuanceerd, vindt Duffy.

Utopia verscheen in 1516. De satire en de spot van zijn eigen werk en van Lof der zotheid van zijn vriend Erasmus konden vijftien jaar later niet meer, vond Thomas More, en zeker niet in de volkstaal. De ‘verderfelijke ketterijen’ hadden ‘de harten van obsceen gestemde personen zo ernstig vergiftigd’ dat zij de humanistische satire niet konden verstaan, zo citeerde Eamon Duffy hem.

De grote betekenis van kleine utopieën

Hoogleraar mensenrechten en oud-justitieminister Ernst Hirsch Ballin greep het 500-jarig bestaan van Utopia aan om op essayistische wijze stil te staan bij de vraag welke betekenis utopische denkvormen kunnen hebben voor de staatkundige levensvragen van onze tijd.

Utopia is het begin geworden van een politiek literair genre, dat van de utopieën, die zich vaak op eilanden afspelen. Het knappe aan het boek van Thomas More is dat hij voortdurend speelt met taal – Utopia kan bijvoorbeeld zowel ‘goede plaats’ als ‘geen plaats’ betekenen. Daardoor kan Thomas More de tegenstrijdigheden in het menselijk samenleven ter sprake brengen, zo stelde Hirsch Ballin.

‘Het zal niemand lukken om Mores werk als perfect consistent te interpreteren’, zei Hirsch Ballin. ‘Daar was hij gewoon te intelligent voor. Gestrengheid en vrijmoedigheid spelen in Utopia voortdurend haasje over. Dit betekent dat we het boek serieus moeten nemen als een koddig geschreven boek.’

De spreker prees behalve Mores bevrijdende humor ook zijn vermogen om de ‘hitte van de dag te dragen én te overwinteren’. Daar is een ‘diep geworteld vermogen voor nodig om jezelf te blijven’, zei hij.

De totalitaire ervaringen van de 20e eeuw maken ons voorzichtig met utopieën, stelde Hirsch Ballin, ‘en al helemaal de grote’. Maar utopieën delen in het wantrouwen tegen “opgelegde ordeningen”. Er zijn contra-instituties nodig om chaos te voorkomen en de rechten van de mens te beschermen. ‘Maar dan moeten die contra-instituties wel leven en naar waarde worden geschat.’

Volgens Ernst Hirsch Ballin zijn deze instituties in onze tijd ‘constitutioneel geconsolideerd, maar ontledigd van de idealistische spirit waarmee ze zijn opgebouwd’. Dat leidt tot ‘een riskante vervreemding van het idee van mensenrechten. Juristen kunnen die wel beschermen, maar niet tot leven wekken.’

Niettemin pleitte de oud-minister in zijn lezing voor wat Hans Achterhuis in zijn dit jaar verschenen boek De koning van Utopia ‘kleine utopieën’ noemt: ‘Om ruimte te maken voor de toekomst van de samenleving en de mensen die daarvan deel uitmaken’.

‘Ga kijken wat de chaos ons biedt’

Aan het einde van een week waarin Donald Trump werd verkozen ‘en Leonard Cohen stierf – ook dat nog’, probeerde hoogleraar publieke theologie en lekendominicaan Erik Borgman met een christelijk-contemplatief standpunt naar de wereld te kijken.

Volgens Borgman laat Utopia evenals het werk van Erasmus al iets zien van problemen die wij nu ervaren. ‘Ik ben wel in de warrige wereld maar ben er niet van en trek me terug in de geest’, zei hij. ‘Dat is waar Trump-stemmers zo’n hekel aan hebben: Ze hebben het gevoel dat ze door de mensen die hen besturen als redeloze wezens worden gezien.’

Utopia is dan ook te lezen als distopia: ‘Het propageert het idee van transparantie en openheid, en dat dan alles goed is’, zei Borgman. ‘Alsof we alleen met mensen die helemaal gaaf zijn en die we helemaal kunnen doorzien een samenleving kunnen maken.’

Een tijd lang dachten we dat alles goed was als alles goed geordend was, maar dat wordt momenteel doorbroken, stelde Borgman. Immigratie, armoede, culturele onzekerheid en vervreemding van elites zorgt ervoor dat er steeds nieuwe grenzen ontstaan.

Als gelovig denker moet je zeggen: ‘Hier is het woord vlees geworden. Dit is het, dit is de wereld, hier middenin. Midden in deze tegenstellingen, in dit zooitje zijn wij en daarin wordt de samenleving opgebouwd’.

Om daaraan mee te doen is het nodig om te kijken zoals paus Franciscus bepleit, zei Borgman: ‘Dat God hier woont en dat Jezus door onze straten blijft gaan. Dat vervult ons met hoop die ons bevrijdt van lege handen, abstracte analyses of de gewoonte sensatie te zoeken. Integendeel: we komen niet iets brengen maar halen: de chaos biedt ons iets’. Daar is zelfverlies voor nodig: de durf om iemand anders centraal zetten en te snappen dat wij deel zijn van een geheel – de diepere strekking van de encycliek Laudato Si – en ons daaraan moeten toewijden.

Als een concreet voorbeeld van zelfverlies en toewijding noemde Erik Borgman het boek Uit liefde voor de islam, over de Italiaanse jezuïet Paolo Dall'Oglio, die in 1992 in Syrië een religieuze gemeenschap stichtte.

Dall’Oglio is sinds 2013 vermist. ‘De meeste martelaren zijn gewoon mensen die blijven als het moeilijk wordt’, aldus Erik Borgman.

*

Zie ook: 
Veel belangstelling voor jaarvergadering nieuwe stijl​
Eerste Thijmstipendium voor jonge filosoof

Foto's: Roy Lazet


Maria van den Muijsenbergh presenteerde het symposium

Overigens: op stapel staat een nieuwe bundel over Erasmus, Oecumenicus. Houdt uw brievenbus in de gaten komende maand!

Of bent u nog geen lid?